Belichaamde loyaliteit is het lichamelijke antwoord op de vraag:

Wat moet ik doen om verbonden te blijven?

Die vraag wordt zelden hardop gesteld, maar ligt besloten in ons zenuwstelsel. Van jongs af aan stemmen we ons lichaam – vaak onbewust – af op wat nodig is om liefde, erkenning of veiligheid te behouden. Dat doen we niet met woorden, maar met ons hele systeem: in ademhaling, spierspanning, houding, in hoe we nabijheid zoeken of juist vermijden.

Vanuit contextueel perspectief begrijpen we loyaliteit als een relationele beweging: een diepe verbondenheid met onze herkomst, die zich uit in geven, ontvangen en recht doen aan wie voor ons zorg droeg.

Maar wat gebeurt er wanneer die zorg niet vanzelfsprekend veilig was? Wanneer erkenning voorwaardelijk werd, of afwezig bleef? Dan past het lichaam zich aan. Het draagt de relatie. Het neemt over wat ontbreekt. Het verhardt of vlakt af, wordt overalert of trekt zich terug – uit trouw.

Wat dit complex maakt, is de voortdurende wisselwerking tussen het zenuwstelsel en het verhaal dat we daar later van maken. Ons lichaam reageert direct op wat het waarneemt als (on)veilig, en ons brein probeert die ervaring betekenis te geven. Dat verhaal klopt soms met de feiten, maar is vaak een interpretatie die ons helpt grip te krijgen: “Ik moet sterk zijn,” “Er is geen ruimte voor mij,” “Als ik zorg draag, word ik gezien.” Het is innerlijke logica die ooit hielp met overleven, maar nu ons vermogen tot werkelijke afstemming in de weg kan staan.

Deze "loop" van lichamelijke reactie en betekenisgeving bevestigt zichzelf – net zoals contextuele loyaliteit zich soms vastzet in destructieve patronen. Het lichaam blijft trouw aan het oude verhaal, ook als het hoofd al begrijpt dat het anders mag.

Voor mij betekent werken met belichaamde loyaliteit: niet kiezen tussen lichaam of verhaal, maar het gesprek tussen die twee verdiepen. Zowel het zenuwstelsel als het levensverhaal erkennen als dragers van relationele waarheid. Niet om schuld te zoeken, maar om ruimte te maken voor een andere vorm van trouw. Eén waarin we niet langer gevangen zitten in de loyaliteit aan oude kwetsuren, maar die verplaatsen naar onze kern – en van daaruit opnieuw de relatie aangaan. Vrijer. Menselijker. Met recht op wederkerigheid.

Reflectievragen:

  • Welke lichamelijke reacties komen telkens terug in relaties die me raken?
  • Welke verhalen vertel ik mezelf over waarom ik ‘moet volhouden’, ‘me moet aanpassen’ of ‘het alleen moet doen’?
  • Aan wie of wat ben ik op een diep niveau trouw gebleven, ook al kost het me energie?
  • Hoe zou het voelen om loyaal te zijn aan mijn kern, zonder de ander te verliezen?

“Trouw zijn aan jezelf betekent niet dat je ontrouw bent aan je herkomst. Het betekent dat je opnieuw leert verbinden – zonder je lichaam te verliezen.”